b'G oedemorgen berg, zei de projectontwikkelaar. Goedemorgen meneer, zei de berg. U ziet zo wel wie ik ben. De berg. En wie bent u? Ik ben de projectontwikkelaar, zei de projectontwikkelaar. De berg probeerde zich te herinneren of hij ooit een projectontwikkelaar had gesproken. Als het zo was, dan heel lang geleden. Het mannetje dat aan zijn voeten stond ging bijna schuil in de struiken. Voor zover hij het van bovenaf kon zien zag het er niet anders uit dan de andere mannetjes die hier wel voorbij kwamen wandelen en op zondag over zijn flanken klommen. U ziet zo wel wat ik doe, zei de berg. Ik sta hier in het landschap. Ik fleur het op, mag ik misschien zelfs wel zeggen. Ik geef er relif aan. Afwisseling. En wat doet u? 3'