|
Mijn vader (midden, in matrozenpakje) met zijn ouders
en drie zusjes, Blankenberge 1929
Mijn moeder met broers in de tuin
aan de Augustijnendreef, 1928. Haar vader Clemens
Schellens, Eindhoven 1950
Trijpfabriek NV Schellens&
Marto, geschiedenis & oprichting (pdf 2,5 M),
Augustijnendreef Eindhoven
De
bruine meermin, Schellens & Marto NV,
ontwerp Lion Cachet
Logo
Schellens
Clementine, 1952
Mijn
ouders, het trijp, en ik, 1956
Rustenburg, Bunde (L.)
Mijn
vader en ik, ca. 1959
V.r.n.l. Mijn
broertje Bas, zusje Pia en ik, 1962
Mijn vader met
Threes, Parijs, ca. 1966
Blauwe trijp, Schellens
& Marto
Paul, 1990
Kleuterschool Sint-Josefzorg Bunde 1960 met zuster Myra, Franciscanes Overbunde. V.l.n.r.: Rij 1: (1 Lilianne Timmermans), (2?), (3 Helen Ader), (4 Nanny Ader), (5 Mariette Wintreacken), (6?), (7 Tonneke Rongen), (8 Jos Timmermans) Rij 2: (1 Mesters), (2?), (3 Dolmans), (4?), (5 Dolmans), (6?), (7 Huntjens), (8 Mariette Huntjens, (9 Nijsten) Rij 3: (1 Jan Claassens), (2 Pauline v.d. Ven), (3?), ( 4 Crombach), (5 Dolmans), (6 Loenis), (7 Annelies Hanssen) Rij 4: (1?), (2 Anske Aussems), (3 Mesters), (4 Dea Ader), (5?), (6 Delbressine), (7 Germaine ..?), (8?), (9 Paula Mesters)
|
Fotoboekje
Ik
ben geboren in Houthem-Sint Gerlach op 2 januari 1956. Het
jaar van de Hongaarse opstand en het jaar waarin de
handelingsonbekwaamheid van de Nederlandse vrouw werd
afgeschaft. Mijn geboorte viel kort na middernacht. De
huisarts bood aan een nieuwjaarskindje in te vullen maar
mijn vader schijnt verontwaardigd te hebben gezegd: ?Wilt
u dit leven met een leugen laten beginnen?' zodat ik voor
de rest van mijn leven vast zat aan een dag waarop
iedereen Sinterklaas, Kerst, Oudjaar en Nieuwjaar erop
heeft zitten en schoon genoeg heeft van feest.
Mijn grootvader aan vaderszijde had een tandartspraktijk
aan de Wilheminasingel in Maastricht. Arme mensen hoefden
niet te betalen, maar zachtzinnig was hij waarschijnlijk
niet want mijn vader weigerde de rest van zijn leven ooit
nog naar een tandarts te gaan. Bij kiespijn stak hij
kruidnagels in zijn tandvlees. Mijn grootvader aan
moederszijde was fabrikant van het onverwoestbare rode en
groene trijp dat op het eerste en tweede klas
treinmeubilair van de NS zat. In zandkleur zat dat bij ons
op alle stoelen en in verschoten rood hing het een halve
eeuw voor de ramen. Als we in Eindhoven logeerden mocht ik
op zondag weleens mee naar de fabriek, mijn grootvader
haalde dan een hendel over en zette de machines in
beweging. Gekleurde draden schoten door de lucht alsof ze
uit machinegeweren werden afgevuurd. Achter de
fabriek kleurde het spoelwater het riviertje de Dommel in
alle kleuren. Een vleug roept nog altijd een speciaal
gevoel bij me op. Ik vind het mooi als patronen zichtbaar
worden in het licht of verdwijnen in de schaduw.
Mijn grootste
verwondering is, dat een heel leven kan verdwijnen zonder
een spoor achter te laten. Onze moeder stierf jong. Helaas is er weinig van haar bewaard gebleven dat houvast kon
bieden aan de herinnering. Toen
tientallen jaren later mijn schoonmoeder een hartinfact overleefde heb ik
gevraagd of ze haar herinneringen wilde opschrijven. Ze
wisselde de tekst af met knipsels over voorwerpen die iets
betekenen in haar verhaal. De Borsalino hoed, het Odol
mondwater, de Graham Paige. Toen ze stierf bleek ze veel dingen te hebben bewaard die zo alledaags zijn dat ze maar zelden de dood van hun
bezitters overleven: nachthemdjes van haar moeder als
klein meisje, tropenondergoed van haar vader, kussenslopen
met mottengaten en initialen, handschoentjes, babymutsjes,
borduurlapjes. Met kopspelden waren overal papiertjes
in gestoken met de jaartallen erop. Bewaar mij! roepen die
briefjes. Mooi vind ik dat. Ik doe het, ik bewaar alles.
De Dumont-cyclus
is geïnspireerd door haar nalatenschap aan foto's,
brieven, aantekeningen en voorwerpen.
In die romans boeit
mij vooral de levensloop. Een mensenleven is zoiets
groots, het fascineert me hoe mensen die reis ondergaan,
met welke bagage ze vertrekken, wat ze onderweg verzamelen
en wat ze overboord zetten of verliezen, wat hun ontnomen
wordt. Of ze een doel hebben, of ze het bereiken. Ongeveer
zoals je in een donkere straat door verlichte ramen kijkt
naar onbekende mensen en je afvraagt met welke zorgen,
plichten, dromen en verlangens die levens gevuld zijn en wat ervan terecht zal komen. Ik
vind het minder belangrijk dat mijn personages aardig zijn
dan dat ze geloofwaardig en begrijpelijk zijn in het licht
van hun karakter en omstandigheden. En ze moeten niet
stilstaan maar groeien. Hoewel de Dumont-cyclus gebaseerd
is op nagelaten brieven en documenten zijn de personen
een constructie.
PvdV
Mijn moeder, Clementine Schellens
(1924-1963)
Mijn grootmoeder, Johanna Paulina
Keunen (1884-1975)
Clé en Annemie Schellens-van den Donk, 1954
Threes van de Ven-Slag
Lily Vitányi-Bury
<<
terug naar hoofdpagina
|
|